Natuur & Infrastructuur

Waddenzee wordt te zout, en dat is niet goed

Het water in de Waddenzee wordt steeds zouter en warmer en dat heeft grote gevolgen voor schelpdieren, vissen en vogels. Kustecoloog Katja Philippart: “Op termijn moeten we misschien afscheid nemen van de huidige Waddenzee.”

Philippart is directeur van de Waddenacademie, onderzoeker bij het NIOZ en bijzonder hoogleraar ‘Productiviteit van Kustsystemen’. Als zodanig is zij een van de auteurs van het laatste Quality Status Report over de gevolgen van klimaatverandering voor de Waddenzee. Dat stemt niet vrolijk.
“De Waddenzee is het grootste gebied in de wereld dat met eb droogvalt en met vloed overspoelt. Het is het enige natuurgebied in Nederland met een UNESCO-werelderfgoedstatus. Dat komt onder meer doordat er twee keer per jaar 10 tot 12 miljoen trekvogels neerstrijken tijdens hun jaarlijkse reizen tussen overwinterings- en broedgebieden. Zij vinden hun voedsel op de drooggevallen wadplaten. Door de zeespiegelstijging zullen sommige wadplaten op den duur niet langer droogvallen. Zelfs bij een gematigd klimaatscenario beginnen wadplaten in bepaalde delen van de Waddenzee al vanaf 2030 te krimpen. Dit heeft uiteindelijk grote gevolgen voor de voedselvoorziening van de trekvogels: hun ‘tafel’ wordt kleiner. En dan kunnen ze ook nergens anders naartoe. Want hetzelfde proces vindt plaats in alle andere kustgebieden die ze tijdens hun route tegenkomen. De verdrinkende wadplaten zijn daarnaast een risico voor de waterveiligheid in Noord-Nederland, aangezien een ondiep kustgebied als een soort buffer fungeert en het achterland beschermt tegen golven.”

Nog een alarmbel: zout

“Het late voorjaar en de zomers worden droger en warmer. Daardoor voeren de Eems, de Elbe en de Wezer dan minder zoet water af naar de Waddenzee. De gemiddelde zoetwaterafvoer in het voorjaar van alle rivieren naar de Deense, Duitse en Nederlandse Waddenzee is de afgelopen twintig jaar gedaald van 300 naar 175 kubieke meter per seconde. In het IJsselmeer houden waterbeheerders ’s zomers ook steeds meer water vast voor drinkwater en landbouw. Al met al valt de natuurlijke, geleidelijke overgang van zoet naar zout op de Waddenzee weg. Die zoutgradiënt is kenmerkend voor een delta, en als je die verliest, dan wordt het een geheel zoute zee. In de zomer van 2018 bijvoorbeeld was het water aan de noordkant van de Afsluitdijk zelfs zouter dan in de Noordzee. Dit betekent dat een deel van het kenmerkende leven in de Waddenzee verloren gaat. De rivieren nemen namelijk zoetwateralgen mee die worden gegeten door schelpdieren – die op hun beurt weer worden gegeten door vissen en vogels. Bovendien vormt het zoete water een ‘routekaart’ voor de vissen die hun weg moeten vinden van zee of oceaan naar het binnenwater. Zij ruiken en proeven als het ware waar ze naartoe moeten zwemmen. Als het water steeds zouter wordt, raken zij het spoor bijster.”

Is er een remedie?

“Waterbeheerders zouden hun blik meer op de Waddenzee moeten richten bij de verdeling van zoet water, zodat ze het water in de winter en in natte periodes beter vasthouden en een deel reserveren voor de afvoer naar de Waddenzee. Als Waddenacademie zijn we inmiddels in gesprek met de waterbeheerders, maar deze kwestie stond heel lang niet op hun netvlies. Het zou ook enorm helpen als buitendijkse natuur deel gaat uitmaken van de verdringingsreeks, de rangorde bij waterschaarste. Nu staat daar alleen binnendijkse natuur in. […] Vervolgens moeten we anticiperen op de zeespiegelstijging en dat kan op verschillende manieren. Meebewegen is een van de scenario’s van Deltares. In theorie is het denkbaar dat de Waddenzee geleidelijk landinwaarts groeit. Dan zou Flevoland weer ten prooi vallen aan het water, dan krijg je Amersfoort aan Zee. Op dit moment wordt de oppervlakte van de Waddenzee samengeknepen door alle dijken en kwelders die we aanleggen. Als je haar een ruimere jas geeft, dan ‘verdrinken’ de huidige wadplaten nog steeds, maar ontstaan er wel nieuwe wadplaten waar nu land is. De maatschappelijke en economische kosten van deze optie zijn natuurlijk immens. Minder vergaande oplossingen zijn er ook, hoewel je niet weet of die voldoende soelaas bieden. Denk bijvoorbeeld aan dubbele dijken, waarbij er een opening komt in de eerste zeedijk. Eb en vloed krijgen dan weer vrij spel in het achterliggende land en de zee wordt tegengehouden door een tweede dijk. Tot slot hebben we nog het scenario aan de andere kant van het spectrum: het land blijft zoals het is en we houden de zee met alle mogelijke technische maatregelen buiten de deur. Dit leidt onherroepelijk tot het einde van de Waddenzee, omdat die dan wordt verzwolgen door de Noordzee.”

Lees het veel uitgebreidere interview met Katja Philippart op de website van de Waddenacademie.