Zeilvracht

Zeilend cacao, koffiebonen en rum halen

Schrijver Alma Mathijsen steekt met een zeilend vrachtschip Atlantische Oceaan over om koffiebonen, cacao en rum op te halen in Zuid-Amerika. Op klimaatgebied bereikt de onderneming echter misschien wel het tegengestelde van wat ze dacht.

In een kleine zijhaven van Amsterdam ligt een zeilschip dat wil concurreren met het immens vervuilende containervervoer op zee. Jaarlijks stoot de hele scheepvaartsector 1 miljard ton CO2 uit, ongeveer evenveel als de luchtvaart; elk zo’n 3 procent van de totale CO2-uitstoot.
Toch blijft het zeevrachtverkeer vaak buiten schot als het over de klimaatcrisis gaat; het gebeurt ver van ons vandaan, de uitstoot van de zware stookolie die scheepsmotoren gebruiken ademen we niet direct in.
Maar er zijn mensen die zich verzetten tegen het reguliere vrachtvervoer over zee. Overal ter wereld duiken dan ook vrachtzeilschepen op die willen laten zien dat de zeevaart anders kan. Iemand die dat probeert is de Nederlander Huib Koel, een potige man met een groot hart. Hij bouwde een sleepboot uit 1957 om tot een zeilboot: de Ide Min. Met andere wereldverbeteraars wil hij de Atlantische Oceaan oversteken om aan de overkant koffiebonen, cacao en rum op te halen. Producten die in Nederland niet te verbouwen zijn. Aan het begin van de winter zou de Ide Min voor het eerst vertrekken. De reis zou gaan van de NDSM-werf in Amsterdam-Noord naar Suriname, Guadeloupe, de Dominicaanse Republiek en Colombia. Ze verwachtten ergens in april terug te keren.

Ik hoorde over dit bijzondere plan, en vroeg meteen of ik mee mocht. Tien jaar geleden had ik de oversteek gemaakt met een zeilboot en nooit eerder zag ik zoveel schoonheid in zeventien dagen. Maar de Noord-Atlantische Oceaan is ongekend warm en verzuurt in rap tempo door opname van CO2 uit de atmosfeer, het KNMI schetst een alarmerend beeld in een serie klimaatberichten. Ik wilde op bezoek bij de koortsige zee om met eigen ogen te zien hoe het met hem gaat. Mijn nieuwe boek was bijna afgerond, het laatste beetje kon ik ook aan boord van een schip doen. De overtocht zou drie weken duren. Dat paste precies. En ik verheugde me erop een groep mensen te volgen die net als ik houden van de zee.
[…]

Dag 18
We zien een gigantisch containerschip aan de horizon, zeker 400 meter lang. Het ziet eruit als een vierkant land, dat stabiel langs ons beweegt, zonder beïnvloed te worden door de deining.
‘Wanneer de cargo van de Ide Min in zo’n containerschip zou worden gezet, levert dat minder uitstoot op dan we nu produceren.’ Ik kijk met grote ogen naar Lucy.
‘Ja,’ vervolgt ze, ‘omdat die schepen zo gigantisch zijn. Voor een schip van die grootte is wat wij vervoeren een minuscule toevoeging. De grootste vrachtschepen vervoeren zo’n 22 duizend containers per keer, in de buik van de Ide Min past slechts de inhoud van tweeënhalve container.’
‘Wat doen we hier dan in hemelsnaam?’, vraag ik. ‘De mentaliteit van de mens moet veranderen. Dat is de enige oplossing. We moeten minder willen.’
Door de schepen steeds groter te maken, krimpt de hoeveel emissie per product, maar neemt de algehele vervuiling juist toe. Ik voel me bedot. We zijn overgeleverd aan de grillen van de zeevracht en uitblijvende regulering ervan door overheden overal ter wereld. Individueel verzet heeft amper zin.

Dag 21
Vandaag zijn we precies drie weken aan boord. Ik had gedacht dat we Suriname nu al bijna konden zien. ‘Dit is de klimaatcrisis,’ zegt Huib, ‘we zitten er middenin.’
‘De passaatwinden zijn dood’, zegt de kapitein die inmiddels ook chagrijnig is geworden van de uitblijvende wind. ‘Hoe komen we dan verder?’, vraag ik terwijl ik mijn best doe om mijn paniek te verbergen. ‘Het is net als in de Alpen: er is nog wel wat sneeuw, maar je moet beter zoeken.’
[…]

Dag 41
Een smalle streep kronkelt aan de horizon. Niemand joelt, niemand schreeuwt, maar in mij kolkt het van opwinding. Ik schuif achter mijn laptop om een ticket naar huis te boeken. Het is voorbij. Ik hoef me niet meer af te vragen wanneer dit eindigt.
In de verte verschijnt een vissersboot. Die komt ons midden op zee ophalen, want we hebben geen motor die ons de Surinamerivier op kan varen. Maar de vissersboot is niet gemaakt voor open water. Ze zwiept heen en weer op de golven, en gooit de helden die ons komen redden bijna van boord. En dan drijven we af op een zandbank. We komen vast te zitten, meldt de kapitein nerveus. Ineens gaat alles snel. Waar de tijd de afgelopen weken traag was als drijfzand, komen we nu in een wervelwind terecht. Iedereen helpt mee, ik doe mijn uiterste best om niet te verlammen van angst. Ik faal. Ik sta vastgenageld en kijk. De boot stoot tegen ons aan, lijntjes worden uitgeworpen en knopen worden sneller dan ooit gelegd. Een ronkende motor overstemt de stilte die zolang aan ons kleefde. Ik zie dat de crew de zeilen neerlaat. Ze zijn niet meer nodig. Over een paar uur kunnen we voet aan wal zetten.
[…]

De Ide Min doet er twee keer zo lang over als verwacht, en Alma blijkt daar slecht tegen bestand. Haar relaas is dan ook een persoonlijk verhaal, met ups en downs (red.).
Lees het veel uitgebreidere artikel in de Volkskrant (alleen voor abonnees).